Een maandenlang herstelproces in het ziekenhuis volgt. Die eerste tijd heeft ze totaal geen controle meer over haar leven. Ze is volledig afhankelijk van anderen. Haar beide armen in het gips, ze kan niet eens haar eigen billen afvegen. Haar hele leven is Jocelyne bezig geweest grip te krijgen. Maar hoe harder ze dat probeerde, hoe meer ze de controle juist verloor. En daarmee verloor ze zichzelf. Nu moet ze zich volledig overgeven.
Ze realiseert zich dat ze, om beter te worden, haar eigen weg moet vinden. Dat ze zich niet moet laten leiden door de goedkeuring van anderen. Dat ze niet langer wil leven in de schaduw van wat mensen van haar vinden en van haar verwachten. Ze neemt afstand van de mensen die haar niet langer vooruit helpen. Niet omdat ze niet van hen houdt, maar omdat ze inmiddels ook van zichzelf is gaan houden.
Nadat ze lange tijd keihard heeft gewerkt aan haar herstel, mag ze op een lentedag eindelijk weer naar buiten. In het parkje voor het ziekenhuis gaat ze op een bankje zitten. En ze voelt. De frisse wind, de ontluikende tulpen, de zon op haar gezicht. Voor het eerst kan ze de waarde ervan zien. Ze voelt zich krachtig.